Het loopt toch niet altijd zo goed af als bij Maria’s weer opbloeiende huwelijk? hebben de lezers van mijn vorige blog zich misschien kritisch afgevraagd.
Tja, wat is ‘goed’?
Ik kan niet zomaar voorspellen welke kant een cliënt uit zal gaan. Maria, die in paniek was omdat haar man van haar wilde scheiden, had tijdens het traject net zo goed kunnen ontdekken dat zij ook van hém wilde scheiden. Mijn taak is niet om daar advies over te geven, maar te zorgen dat Maria echt boven water krijgt wat haar het meeste goed zal doen. Het moet gaan op de manier die bij die ene cliënt past.
Irvin Yalom, een beroemde psychotherapeut, beschrijft in zijn boek ‘Therapie als geschenk’ hoe hij als jong broekie leerde dat mensen een natuurlijke drang tot zelfontplooiing hebben. Die gaat z’n gang zodra de blokkades voor groei zijn verdwenen. Yalom vond dat de meest opwindende ontdekking die hij ooit deed.
En inderdaad – naar mijn ervaring gaat iemand dan nieuwe stappen zetten. Ook bij dat gedeelte van het proces begeleid ik cliënten, want je dagelijkse leven concreet veranderen kan behoorlijk spannend zijn.
Burn-out
Hoe moet je je die natuurlijke drang tot zelfontplooiing voorstellen? Ter illustratie vat ik jarenlange ervaringen met cliënten weer samen tot één fictieve persoon. Ik noem hem Jan. Stel je voor dat Jan overspannen bij me komt. Als teamleider heeft hij zich uit de naad gewerkt voor zijn bedrijf, maar daar krijgt hij weinig waardering voor, en nu wil zijn directeur hem er ook nog uit zetten. Dat wil Jan tot elke prijs verhinderen.
Ik verwijs hem naar een goede advocaat. Maar Jan wil tevens een traject bij mij, blijkt aan het eind van het eerste gesprek, omdat hij beter voor zichzelf wil leren opkomen.
‘Wat maakt dat je dat nog niet kunt, als je dat zo graag wilt?’ vraag ik in de volgende zitting.
‘Dat weet ik nou juist niet.’
‘Hoe voelt het om niet voor jezelf te kunnen opkomen?’
‘Frustrerend natuurlijk.’ Jan begint te hoesten, zijn keel slaat dicht.
We onderzoeken wat er in zijn keel gebeurt. Spanning, benauwdheid, angst… Na een tijdje blijkt dat de angst gaat over straf krijgen als hij zal zeggen wat hij wil.
‘Wie zal je straf geven?’ vraag ik.
‘Geen idee. Het slaat toch nergens op?’
‘Zou je je gevoel serieus willen nemen? Misschien ontdek je dan iets nieuws.’
Assertiviteit
Dat laatste wil Jan wel. Hij richt zich opnieuw op zijn bange keel. Zijn vader komt in hem op. Niet dat hij letterlijk straf van hem kreeg, maar…
Jan vertelt dat hij bij zijn vader niets in te brengen had dan lege briefjes. Als hij zijn mening probeerde te geven, werd hij met tegenargumenten monddood gemaakt. Tot in detail beschrijft hij voorvallen waar hij zich nu voor het eerst kwaad over maakt. Kleine, maar venijnige vernederingen.
In de zittingen daarna realiseert Jan zich gaandeweg dat hij zijn vader altijd heeft vergoelijkt. Pas nu kan hij zien hoe deze man werkelijk was en zijn woede uiten. Ook beseft hij dat zijn oudere broer hem op dezelfde wijze kleineerde – en dat nog altijd doet.
Tegelijkertijd oefenen we hoe Jan tegen zijn directeur kan zeggen wat hij zou willen. Het valt hem zwaar, telkens moet hij hoesten. Verwonderd zegt hij: ‘Het lijkt wel of ik mijn directeur met mijn vader verwissel. Ik wist niet dat mijn pa me nog zo op de nek zat.’
Loslaten
Weer een paar zittingen later, als zijn directeur halsstarrig blijft, zegt Jan: ‘Ik vraag me af of ik nog wel voor die vent wil werken.’ Het flapt er spontaan uit en vervolgens slaat zijn keel dicht van de schrik.
Ik geef hem de tijd om bij te komen. Dan lachen we en vieren deze mijlpaal. Jan raakt los van zijn vader en zijn directeur – en hij krijgt meer zelfvertrouwen.
‘Wat zou je willen, Jan?’
‘Nou eh… waardig eruit… met drie maanden salaris. Of eh… zes maanden zou beter zijn.’
Enige tijd later heeft Jan een nieuwe baan gevonden. Hij verdient er wat minder, maar het is uitdagend werk, hij slaapt weer goed en houdt meer tijd over voor zijn gezin. En hij hoest niet meer.